
Jurisprudentie
BH2723
Datum uitspraak2009-02-03
Datum gepubliceerd2009-02-12
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4217 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-02-12
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4217 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vaststelling aflossingsbedrag. Appellant heeft uitdrukkelijk verklaard dat de in verband met ziekte gemaakte kosten niet zodanig van invloed zijn dat zijn betaalmogelijkheden onder € 70,-- uitkomen. Geen procesbelang.
Uitspraak
07/4217 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 april 2007, 06/4046 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk (hierna: College)
Datum uitspraak: 3 februari 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2008. Voor appellant is verschenen mr. P.F.M. Gulickx, advocaat te Breda. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.D.C. Schouwenaars en K. van Oudheusden, beiden werkzaam bij de gemeente Moerdijk.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Het College heeft appellant bij besluit van 12 juli 2002 bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening toegekend tot een bedrag van € 4.105,64. Bij dit besluit is tevens vastgesteld dat appellant maandelijks een bedrag van € 68,92 dient te betalen ter aflossing van deze lening.
1.2. Bij besluit van 15 december 2005 heeft het College het aflossingsbedrag met ingang van 1 januari 2006 vastgesteld op € 71,15 per maand. Het hiertegen gemaakte bezwaar heeft het College bij besluit van 13 juni 2006 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de thans aangevallen uitspraak het beroep tegen het besluit van 13 juni 2006 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij stelt dat het College bij de vaststelling van de hoogte van het aflossingsbedrag van € 71,15 per maand ten onrechte geen rekening heeft gehouden met uitgaven voor ziektekosten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat tussen partijen niet wordt betwist dat appellant gehouden is het hiervoor vermelde aan hem als lening verstrekte bedrag van € 4.105,64 aan het College terug te betalen.
4.2. Uit de gedingstukken blijkt dat appellant na afloop van de in de bezwaarfase gehouden hoorzitting in een door hem ondertekende brief van 28 februari 2006 aan het College uitdrukkelijk heeft verklaard dat de in verband met ziekte gemaakte kosten niet zodanig van invloed zijn dat zijn betaalmogelijkheden onder € 70,-- uitkomen. Appellant heeft in die brief voorts verklaard dat hij met ingang van maart 2006 de met het College overeengekomen betalingen zal hervatten en ook de achterstallige termijnen zal voldoen. Ten slotte blijkt uit een aan de Raad gerichte brief van het College van 8 september 2008 dat appellant op 7 februari 2008 aan alle op hem rustende betalingsverplichtingen heeft voldaan.
4.3. Van voldoende procesbelang is sprake indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
4.4. Gelet op hetgeen onder 4.2 is overwogen kan thans geen tot de persoon van appellant te herleiden procesbelang meer worden vastgesteld.
4.5. Het hoger beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.6. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2009.
(get.) Th.C. van Sloten.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
IJ